Elburg
De stad Elburg
Elburg is klein maar veel: een Hanzestad, een middeleeuwse vesting, een oude visserstad aan de voormalige Zuiderzee, een superleuke plek voor een dagje uit…. Elburg was van oorsprong het handelscentrum van de kerspel Doornspijk en ontwikkelde zich veel sneller dan de kernen in het omliggende gebied. Door de handelspositie binnen het Hanzeverbond en de strategische positie in het uiterste noorden van het hertogdom Gelre, verkreeg Elburg in 1233 stadsrechten, hoewel er van een echte stad op dat moment nog geen sprake was. Dat was twee eeuwen later wel anders: ‘Een byzonder maexel’, zó typeert Prins Maurits in 1592 de verdedigingswerken van Elburg. De verdedigingswerken behoren op dat moment tot de meest moderne van ons land. Op weinig plaatsen in ons land is de ontwikkeling van een versterkte stad zo goed te zien als in Elburg.
Van kleine nederzetting aan de Zuiderzee tot vestingstad
Tot eind dertiende eeuw is Elburg een langgerekte nederzetting. In het midden loopt de voor die tijd vrij brede Oldestraat (Ellestraat). Uit een oorkonde uit 1331 is bekend dat de oude stad omringd was door een gracht en hoogstwaarschijnlijk ook door een houten palissade. Om de jonge stad tegen indringers en de oprukkende Zuiderzee te beschermen, geeft de hertog van Gelre zijn rentmeester Arent thoe Boecop in 1392 opdracht om de stad ‘te versetten’. Hij ontwerpt een stad van ca. 415 bij 250 meter met een recht stratenplan die het oude Elburg gedeeltelijk overlapt. De stad bestaat uit vier kwartieren die gescheiden worden door een weg (Jufferenstraat-Vischpoortstraat) en een waterweg (de Beek) dwars door de stad. Het ontwerp past bijna naadloos op de Gulden Snede, de ideale verhouding van alles, ook in de bouwkunst. In de uiterst korte periode van vier jaar wordt de stad ommuurd en wordt er een gracht om de nieuwe stadsmuur heen gegraven.
Verdedigingswerken
In de loop van de 15de eeuw worden er steeds geavanceerdere kanonnen gebouwd en wordt de stenen munitie vervangen door ijzeren projectielen. De dunne stadsmuren blijken niet langer bestand tegen dit (moderne) wapentuig. Tijd voor een update: een aarden wal rondom de stad met daarbuiten nog een extra gracht. In deze wallen worden kanonkelders gebouwd, de zogenaamde kazematten, waarin men vuurgeschut plaatst.
Vanaf het midden van de 18de eeuw verdwijnt de noodzaak van de verdedigingswerken en zet het verval langzaam in. Het slechten van de verdedigingswerken is een proces dat tientallen jaren in beslag neemt. Van alle poorten overleeft alleen de Vischpoort de 19de eeuw. Deze heeft immers een belangrijke functie als kustlicht. Halverwege de 19de eeuw worden de wallen en bastions verlaagd en wordt er een plantsoen gemaakt. Gelukkig blijft de rechthoekige vorm van het vestingwerk zichtbaar. De kazematten zijn nog altijd te bezoeken en de stadsmuren worden nu goed onderhouden.